De Lochtenbergschool - Tetelrath

De Lochtenbergschool - Tetelrath

vrijdag 14 augustus 2009

Herinnering: Onze school - mijn school

Vanaf midden 1950 kwamen in Duitsland scholen voor kinderen van Nederlandse militairen die daar met hun gezinnen geplaatst waren. Ook in Rheindahlen, waar in 1956 de eerste 15 leerlingen les kregen van twee leerkrachten en daarmee de eerste van de 29 scholen was, die in de loop van de volgende jaren op diverse locaties in Noord-Duitsland ontstonden. Aanvankelijk nog zonder eigen schoolgebouw en gevestigd in de vleugel van een Engelse school die toen – en nu nog – Sint Andrewsschool heette.

De eerste

De leerlingen van toen zullen zich zeker nog herinneren aan gezamenlijke feesten als kerstviering en sportdagen, met de Belgische school als derde partner. Zeker zullen ze ook de dikke witte streep midden over de speelplaats niet zijn vergeten waar de Engelse school zo aan hechtte en die in de pauze de scheidslijn vormde tussen kinderen van twee naties, die bij elkaar niet mochten komen en bij overtreding meer dan eens tot botsing van twee culturen leidde. De komst van een derde leerkracht maakte uitbreiding nodig met twee dependances in de Schotse kerk en het protestantse kerkje van de Nederlandse dominee ten Boom. De school telde toen 54 leerlingen. In 1965 kregen we eindelijk een eigen gebouw in het dorpje Tetelrath.

Op de helling

Sindsdien heette de school “De Lochtenberg”, naar de helling waarop zij gebouwd was.Een jaar eerder ontstond aan de rand van Tetelrath een nieuwe woonwijk. De Nederlandse gezinnen die tot dan verspreid over het hoofdkwartier hadden gewoond, vormden nu de grootste Nederlandse “Siedlung” met de school als middelpunt. De meeste leerlingen woonden nu in Tetelrath en daarmee praktisch naast de school. Voor de overige leerlingen, die in Gerkerath, Beeck en Wegberg woonden, werd de schoolweg nog langer. Zij moesten gebruik maken van de schoolbus. Met de oprichting van een kleuterschool en de integratie daarvan met de lagere school tot een basisschool in 1973 werd het prefab schoolgebouw met toen het maximale aantal leerlingen van 130 te klein. Een verhuizing van de onderbouw ( groep 1 - 4 ) naar een leegstaand Duits schoolgebouw in Rickelrath werd noodzakelijk.

Aan de bosrand

Na een uitbreiding in Rickelrath met enkele klaslokalen en een speellokaal in 1980 werden onderbouw en bovenbouw weer verenigd.
Tot 2000. In dat jaar was de laatste verhuizing en wel naar het plaatsje Hückelhoven, dicht bij het Awacs vliegveld Geilenkirchen. Ook kreeg de school een nieuwe naam en heet nu “De Meander”.

De laatste

Lang zal deze naam niet blijven bestaan, want gelijktijdig met de opheffing van het hoofdkwartier in Rheindahlen in 2010 zal ook het definitieve einde komen van “onze” school, die ons toch in herinnering zal blijven als “De Lochtenberg”.

Herinnering: In ’the ghetto’

(klik op de foto's om deze te vergroten)

Bij de voorbereiding van de reünies hoort ook een kijkje nemen op de plekken waar jullie en ik een aantal jaren hebben gewoond om daar wat indrukken op te doen. Met vrouw en fototoestel heb ik bij prachtig weer een rondje rond Rheindahlen gemaakt. Op papier had ik – uit mijn herinnering – een aantal woongebieden genoteerd. Eigenlijk moet ik ‘Siedlungen’ zeggen, want zo noemden wij die ook. De namen: Gerkerath, Freiheiderstrasse, Heidekamp, Beeckerwald, Friedenstrasse, Am Ring, Beeckerstrasse/Karolinenstrasse, Tetelrath en Millich/Hückelhoven. Voor jullie een kleine test: zet maar elke naam bij een van de onderstaande foto’s.

Wat is me op mijn zoektocht zoal opgevallen? Allereerst het feit dat de Siedlungen nog allemaal bestaan en natuurlijk ‘in Duitse handen zijn’. Zeven van de negen wijken liggen in Wegberg, de andere twee dan daarbuiten. Alle negen liggen er keurig verzorgd bij, met veel groenbeplanting vergeleken met ‘toen’. Zoals de Freiheiderstrasse, waarvan de flat vanaf de straat door alle bomen en stuiken nauwelijks nog te zien is. Niet zo verwonderlijk want bij alle Siedlungen waren de Nederlanders de eerste bewoners en had de aanleg en groei van struiken en bomen z’n tijd nodig. Wat mij tijdens mijn rondrit vooral opviel, was dat er weinig kinderen wonen, hetgeen ook in gesprekken met bewoners bevestigd werd.
Voor ons – Nederlanders – zouden de Siedlungen nu nog meer dan toen aantrekkelijk zijn om te wonen, met uitzondering van Tetelrath. Deze plek is geworden tot een klein ghetto, waar mensen wonen die zich verschuilen achter hagen en nauwelijks contact hebben met elkaar en de eigen tuin de speelplaats is voor de weinige kinderen. Niets meer van het open Tetelrath, waar iedereen elkaar tegenkwam, met elkaar kletste, samen de hond uitliet en waar langs de Schwalm de kinderen vrij en veilig speelden en fietsten (als ze niet naar school moesten). Het is natuurlijk de keuze van de mensen die daar nu wonen om in hun rustige en nette omgeving te wonen, maar mijn woonplek zou het niet meer zijn. Dan liever in de andere woongebieden in Wegberg, waar toch veel veranderd is en ook niet. Waar nog steeds op elke hoek van de straat een apotheek en een supermarkt is. Al met al een uitstapje naar het verleden dat meer dan de moeite waard was, maar dan toch maar voor één dag...

Herinneringen aan Oranje

(klik op foto's om deze te vergroten)

In de Nederlandse gemeenschap van Rheindahlen, waarvan onze school een belangrijk deel vormde, had ons koningshuis een belangrijke plaats. Dit kwam vooral tot uiting op koninginnedagen en bij bezoeken van leden van ons koningshuis.

Een jaarlijks hoogtepunt was 30 april, wanneer onze school een feest organiseerde voor de hele Nederlandse gemeenschap. Onvergetelijk de musicals die in Rickelrath op de speelplaats werden opgevoerd en waarvoor de leerlingen wekenlang overuren maakten onder leiding van hun onderwijzeressen Ria, Rita en Aggie en geholpen door een aantal moeders. Met een podium dat elk jaar door meneer Hendriks werd gemaakt en zo groot en artistiek gebouwd was, dat het voor acteurs en toeschouwers een genot was om dit jaarlijkse schouwspel op te voeren en bij te wonen.

Een aantal van jullie zullen zich ook nog herinneren aan het defile op Soestdijk. Feestelijk gekleed en met allerhand versiering vertrokken we met de bus richting Soestdijk. Daar moesten we met nog veertig andere groepen eerst urenlang aan de rand van een bos in de brandende zon wachten, voor het sein kwam dat we richting het paleis konden marcheren. Daar werd door drie leerlingen aan de koningin een geschenk van onze school aangeboden. Diep onder de indruk van de nabijheid van de koninklijke familie ging de reis weer huiswaarts. Een stop in Vugt, waar we getracteerd werden op friet met kroket, maakte het feest van die dag compleet. Het was al donker toen we in Elmpt de grens passeerden.

Nog een ontmoeting met het koninklijke paar hadden we bij hun bezoek aan Duitsland, waar we bij het stadhuis van Dusseldorf de erehaag vormden. Een directe “confrontatie” met Prins Bernhard was er in 1975 bij zijn bezoek aan onze school in Tetelrath. Daar werd hem door Carolien Bruijl namens de leerlingen van de zesde klas een album aangeboden met verhalen, tekeningen en foto’s over het leven en leren in Duitsland. Het liep danig uit de hand toen de Prins er eens goed voor ging zitten en z’n toehoorders probeerde te overtuigen, dat er in Nederland niemand beter kon zwemmen dan zijn Alex. Protesten van alle kanten en de tienden van een seconde vlogen eraf. Het eindigde met een officiele uitdaging aan Prins Bernhard om met zijn kleinkind een dagje terug te komen en in de Blue Pool de strijd met hun aan te binden. Helaas is het er nooit van gekomen. Voor alle Lochtenbergers het bewijs dat Zijne Koninklijke Hoogheid behoorlijk had zitten bluffen. Voor de aanwezige ouders had dit bezoek van de Prins nog een historisch “tintje”. Het was de allerlaatste keer dat de Prins het militaire uniform droeg. Te danken was dit aan het feit dat hij die dag nog een keer als Inspecteur van het leger een lang van te voren gepland bezoek bracht aan het Nato hoofdkwartier in Rheindahlen.

Herinnering: Appi

Appi, samen met zijn maat Jakob, waren bijna 30 jaar lang de koks tijdens ons schoolkamp. Wij hebben nog steeds contact, soms ga ik naar Twente waar hij woont en soms komt hij naar mij. Meestal bellen we echter. Laatst nog, waarbij ik ook informeerde naar zijn gezondheid. Zijn antwoord: “Niet slecht. Ik fiets elke week minstens honderd kilometer en geef elke donderdag een paar uur bokstraining aan de pupillen van mijn club. Heb alleen wat problemen met mijn knieën”. Niet slecht inderdaad voor een 80 jarige! En dan duurt het niet lang of we zijn al weer herinneringen aan het ophalen van kampweken uit een lang verleden tijd. Dan blijkt dat het met Appi’s geheugen ook nog heel goed zit. Een van zijn favorite verhalen speelt zich af op de 'Spar' in Haelen en die wil ik jullie niet onthouden, al lukt me dit niet in zijn vermakelijk Twents.
Appi: “Zeg Pennings, heb je nog ooit iets gehoord van ……? (hij noemt naam en voornaam). God wat een mens en wat heb ik gelachen”. De persoon in kwestie was de moeder van een leerling die op schoolkamp ging. Een paar weken daarvoor had ze mij gevraagd of ze als begeleidster mee mocht, aangezien net in die week haar man ook op oefening was en zij er niets voor voelde om een week alleen in Tetelrath achter te blijven. Zij mocht mee en omdat er voor haar weinig te doen viel, zat ze meestal op een stoel lekker in het zonnetje, direct naast de deur die toegang gaf tot de keuken waar Appi bezig was met het bereiden van de maaltijden.
Appi: “En toen riep ze opgewonden: 'Appi kom gauw naar buiten, daar komt mijn man'. Ik zag niemand, tot ze naar boven wees en riep: daar is hij, in het vliegtuig, hij is bij de luchtmacht en vliegt”. En ze bleef wild zwaaien en de naam van haar man roepen, tot de straaljager achter de bomen verdwenen was. Die week kwam elke dag een paar keer een F16 over. Dan rende ik naar buiten en riepen en zwaaiden we naar de man in de cockpit. Of hij ons op dat kale plekje in het bos gezien heeft weet ik niet, maar (naam) wist het wel zeker. Wat een enig mens, die vrouw, hé?” Elke avond, wanneer de kinderen in hun bed lagen, dronken we een glaasje op de veilige landing van de vliegenier uit Tetelrath. Tenslotte had ik ook nog een nieuwtje voor Appi en ik vertelde hem dat we volgend jaar in Rheindahlen twee reünies houden. Zijn antwoord: “Pennings, ik kom twee keer, want ik wil ze allemaal nog eens zien”. Ik vind het prima. Hopelijk houden zijn knieën het.
JP

Herinnering: Schoolkamp

Sinds de jaren zestig werd het schooljaar voor de hoogste klassen elk jaar afgesloten met een schoolkamp. Het begin was bescheiden, een zolder van een boerderij in het Zuidlimburgse Randsdael.
De groep bestond toen uit 20 leerlingen, de heer en mevrouw Merkelbach, ouders van Annemiek, die de totale catering op zich hadden genomen en ikzelf met de taak om de leerlingen van ’s morgens tot ’s avonds bezig te houden met sport en spel. Ondersteuning hadden wij van een chauffeur met combi die ook nog allerlei ander nuttig werk verrichtte.
Aan het eind van de week was iedereen het er over eens dat het een zeer geslaagd kamp was. Ook de financiën klopten volgens boekhouder Merkelbach. Inclusief een uitstapje naar Valkenburg had de hele week 19 gulden per leerling gekost! En we wisten nu welke dingen we de volgende keer anders zouden doen, ook met het oog op een toename van het aantal leerlingen.
Anders, dat betekende: kritischer kijken naar het onderkomen en als begeleiding twee professionele koks, een sportinstructeur en het volledige team van leerkrachten. Met deze formule zijn we tot 2000 elk jaar op schoolkamp gegaan.

Herinnering: Kunderberg-1

Omdat ons eerste kamp in Randsdael zo goed was bevallen, hebben we ook de volgende jaren Zuid-Limburg gekozen voor ons schoolkamp. Een gebied met bossen, heuvels en riviertjes: ideaal voor speurtochten, bosspelen, waterpartijen en uitstapjes.
De nieuwe plaats was Kunrade. De camping aan de voet van de Kunderberg stond vol met caravans en vakantiehuisjes met aan de ingang een paar oude gebouwen, resten van een boerderij, waar wij met ongeveer 40 leerlingen logeerden. Het eerste jaar in Kunrade was het aantal begeleiders flink uitgebreid. Behalve vier leerkrachten en twee koks van de vliegbasis Twente die voor een week in Rheindahlen waren gedetacheerd, een sportleraar en een chauffeur, beschikten we ook over een ‘hulpmoeder met verpleegsterservaring’. Een nieuwe ervaring.
Direct na aankomst begon de zuster met de inrichting van een ziekenzaal op de zolderverdieping. Een dag later lag het zaaltje vol met vrouwelijke patiënten, die maar langzaam opknapten ondanks het gezellige sfeertje en de bezoekjes van de meisjes die nog niet ziek waren. Ook het leuke muziekje en de extra sinasappelen waarvoor de zuster zorgde maakten de meisjes niet beter.
Tijd voor Jo Pennings om het genezingsproces een duwtje te geven.

De volgende dag stond een uitstapje gepland naar het oorlogskerkhof in Margraten, de forellenkwekerij in Slenaken en het subtropisch zwembad in Gulpen. Wat jammer voor die meiden in de ziekenboeg! Nee hoor. Alle zieken beweerden dat ze aan de betere hand waren en best meekonden. En zelfs onze verpleegster dacht dat ze het met wat pilletjes uit de apotheek zouden redden en gaf groen licht. En zo vertrok een volle bus met kinderen. De reis ging eerst langs de dorpsapotheek. Het oponthoud duurde even, maar uiteindelijk verscheen de zuster met in iedere hand een plastic zak met een kilo losverpakte pillen. In de bus kreeg ik nog even een rekening van 50 gulden in de handen gedrukt wat mij een acute kramp bezorgde. Een paar kilometer verder hingen de eersten al slap in de stoelen en zag ik een bezorgde moeder die zich over een patiëntje boog. Op het oorlogskerkhof sleepten de meisjes zich, hangend aan de armen van de verpleegster, tussen de graven door naar de bus. En verder ging de reis naar de forellenkwekerij.
Op de grote parkeerplaats stonden slechts een paar auto’s. Ik ging voor in de bus staan waar ik altijd stond bij belangrijke mededelingen en vertelde de passagiers dat het mij beter leek wanneer alle zieken een paar uurtjes zouden rusten. Berustend in hun lot bleven ze achter met een leesboek, een paar sinasappelen, veel pillen en natuurlijk hun verpleegster. De overigen waren in een wip uit de bus en op weg naar de speeltuin. Nog voor de ingang ontdekten ze een kiosk om even later, likkend aan een ijsje, nog eens naar de achterblijvers te zwaaien.
Het bezoek aan de forellenkwekerij liep nog wat uit. Eindelijk terug in de bus bleek de stemming opvallend verbeterd en op mijn vraag of we nog zin hadden om de rest van de dag in het subtropisch zwembad in Gulpen door te brengen, ging een luid gejuich op van alle kinderen en zag ik zelfs onze verpleegster in de handen klappen. Urenlang vermaakten wij ons op de waterglijbaan en de andere attracties en ook de ijsjes smaakten heerlijk. Het werd hèt succes van de week en terug op het kamp kon onze kok het eten voor de ex-patiënten niet snel genoeg aanvoeren. De ziekenboeg ging op slot en de kampweek die even in mineur was, werd uiteindelijk nog een groot succes.

Ik kan me voorstellen dat jullie met twee vragen blijven zitten:

1 Wat is er met de pillen gebeurd?
2 Wie heeft de rekening betaald?

Helaas, dat weet ik nou echt niet meer…..


JP

Herinnering: Kunderberg-2

Om een schoolkamp voor 40 kinderen van de eerste tot de laatste dag interessant en spannend te houden is een goede voorbereiding heel belangrijk. Dat wisten we en daarom was het team elk jaar al weken van te voren bezig met een verkenning van het terrein, het bedenken van spelletjes voor binnen en buiten en het samenstellen van een kampboekje voor begeleiders en leerlingen waarin alle activiteiten van de week met de bijbehorende taken en tijden stonden vermeld. Afgeweken hiervan werd alleen in bijzondere gevallen.

Het was de tweede dag op de Kunderberg en na een lange dag met sport en spel lag iedereen rond tien uur in bed. Alleen de leiding zat nog bij elkaar om de activiteiten van de volgende dag door te spreken. Het was nog steeds aangenaam warm en na het plannen maken werd nog iets gedronken. Een ogenblik van onachtzaamheid dat door iemand benut werd om naar binnen te sluipen en er met de geldkist van ons kamp van door te gaan. Campinggasten die het hadden gezien sloegen alarm en de consternatie was enorm. Iedereen rende de straat op, maar de dief was al verdwenen.
Snel moest er gehandeld worden en dus rende ik naar de twee slaapzalen om de jongens en meisjes met een emotionele oproep op te wekken om onmiddellijk uit bed te komen en de achtervolging in te zetten. Dat was niet gemakkelijk, want de meesten waren in hun eerste slaap en beseften niet in welk gevaar ons kamp verkeerde. Tien minuten later stond iedereen klaar om in actie te komen, sommigen nog in pyjama of op sloffen. Op commando spurtten wij naar buiten, richting de veldweg. Links en rechts stonden de campingeigenaar en zijn gezin en talrijke kampeerders die ons joelend en wild gebarend de weg wezen waar de dief verdwenen was.
Even later kregen we hem in zicht. Een lelijke man met een zwarte hoed op en een zonnebril. Op zijn rug een grote zak. Veertig kinderen en hun begeleiders begonnen nog harder te rennen, maar de afstand tot de boef werd niet kleiner. Wij telden al de eerste uitvallers die het tempo niet konden volgen en ‘opgeraapt” werden door de bus die door meneer Hendriks en zijn vrouwelijke collega’s werd gevormd.
De uitgedunde kopgroep zette er nog een tandje bij en was nauwelijks in toom te houden. Zorgen baarden de verwensingen en dreigementen die ik links en rechts opving en die niets goeds voorspelden voor de dief wanneer we hem te pakken kregen. Soms stopte de boef even en draaide zich om, om te kijken waar wij bleven. Dan rende hij weer verder, dook door heggen en over prikkeldraad om in een holle weg te verdwijnen. Onderweg verloor hij een deel van zijn buit en ging er bij ons gejuich op wanneer we weer een gymschoen, bokshandschoenen of een leren jas hadden gevonden. Steeds moeilijker werd het voor mij om het tempo te volgen. De dreigementen om de boef te scalperen klonken steeds vaker en Youwi die naast mij liep zwoer dat hij die schurk in z’n eentje zou mores leren als hij hem te pakken kreeg.
Een tijdje hadden we de inbreker niet meer gezien toen plotseling zijn hoofd boven de rand van de holle weg uitstak. Toen wisten wij dat hij niet meer kon ontsnappen. Een poging om de omsingeling te doorbreken mislukte jammerlijk. Nog een keer probeerde hij in een ander weiland te komen. Een meter voor het prikkeldraad ging hij neer, uitgeput, kapot, het gezicht op de grond en de zak met de spullen over z’n hoofd. De meute stortte zich op de prooi en timmerde wild op de weerloze man die kreunde en jammerde. Met de grootste inspanning kon ik hem bevrijden en op zijn rug draaien. Op dat moment zagen wij onze sportleraar en keek Youwi in de ogen van zijn vader die hij minuten eerder met zijn vuisten had bewerkt. Dramatisch einde van een ‘avondspel’.
Terug op het kamp werden de helden met gejuich ontvangen door de achterblijvers en getrakteerd op limonade en gevulde koek. Helemaal compleet was de stemming toen meneer Hendriks naar buiten kwam met de kist vol met geld en het schoolkamp gered was. Toch duurde de verwarring over de onverwachte afloop van het avontuur nog lang en middernacht was al lang voorbij voor dat iedereen sliep. Enkele kinderen hadden de volgende dag nog een uitleg nodig om te geloven dat het allemaal een spel was geweest.
Nu, ruim 40 jaar later, moet ik nog iets uitleggen. Het ‘avondspel’, zoals het zich de vorige dag had afgespeeld, stond namelijk niet in het kampboek. De dag die mooi begonnen was, was met grote irritaties geëindigd tussen winnaars en verliezers. ’s Avonds aan tafel ging ‘het spel’verder en een ingrijpen leek me nodig. Na het eten oordeelde ik dat blijkbaar vermoeidheid tot de irritaties had geleid en dat het daarom beter was om de slaapzalen een uurtje eerder op te zoeken dan normaal. Onder enig protest begon iedereen om negen uur aan een lange nacht. Niet iedereen sliep direct, en verwijten over schuld en boete gingen nog lang over en weer. Intussen liep ik buiten met mijn eigen probleem. Dat had ik steeds wanneer ik straf had uitgedeeld en ik daar minuten later al weer spijt van had. Meestal volgde een ‘correctie’, waarna alle partijen gelukkig waren.

Zo ook nu, het mooie avondweer, eigenlijk te vroeg om in bed te liggen. De collega’s zaten op het terras hun koffie te drinken en ik ging op zoek naar Bert Hochstenbach, sportleraar, vertrouweling en hulp in moeilijke tijden. Hij snapte direct wat ik wilde en zijn creatie als boef zou het hele kamp op stelten zetten. De andere collega’s werden ingelicht. Iedereen kreeg zijn taak in het nieuwe spel en om half elf stormde Jo Pennings de slaapzalen binnen om te vertellen dat een dief er met het geld van ons schoolkamp vandoor was gegaan. Enfin, de rest van het verhaal heb ik hierboven geschreven en klopt helemaal.
Het resultaat ook. In plaats van vroeger naar bed, hadden de kinderen langer genoten van de mooie zomeravond. En het belangrijkste was dat door de eendrachtige manier waarop zij de boef hadden gevangen, alle irritaties van de dag waren vergeten en zij de volgende dag weer begonnen in de allerbeste stemming.

P.S. Een vraagje hield JP nog een tijdje bezig.
Was zijn pedagogische maatregel wel zo pedagogisch geweest?


JP

Twee bijzondere pieten

Twee dagen na de intocht van Sinterklaas in Nederland vond ik in mijn postvak een e-mail. Hij bleek afkomstig te zijn van twee Pieten die tussen 1960 en 2000, samen met de Sint, een aantal keren op bezoek waren bij de leerlingen van de Lochtenbergschool

Nu, na 25 jaar meldden zij zich terug om ons er nog eens aan te herinneren dat zij er elk jaar voor zorgden dat op 5 december de Nederlandse kinderen in Duitsland niet werden vergeten. Hun verhaal kunnen jullie hieronder lezen en een aantal van jullie zullen het zich herinneren.
Overigens meen ik te weten dat de pieten zich in de dagen vóór 5 december altijd rond onze school ophielden en als pseudoniemen typische Nederlandse namen als Chris en Winny droegen. Wanneer ze met hun werk voor Sinterklaas klaar waren, doken ze in Tetelrath in een rijtjeshuis om weer fit te zijn voor de volgende dag.

Ik neem aan dat de pieten intussen door de Goedheiligman eervol zijn ontslagen en dat zij nu de tijd hebben om ons nog eens te bezoeken – incognito natuurlijk - bijvoorbeeld bij de reünie in 2010. In elk geval heb ik hen – ook namens alle oud-leerlingen van de Lochtenberg – per omgaande een uitnodiging gestuurd, met de hartelijke groeten natuurlijk.

JP

Een brief van de Pieten

15 november 2009,

Dag Meester Pennings
In de Sinterklaastijd, zoals nu, gaan mijn gedachten altijd weer uit naar het uitstapje naar Duitsland dat wij ieder jaar weer maakten om de Nederlandse kinderen in Rheindahlen en omgeving te bezoeken. Het verbaast me overigens nog steeds dat wij de anders zo achterdochtige Duitse grenswachters met pepernoten konden omkopen om zonder goed gelijkende persoonspapieren de grens te passeren.

Ik begrijp dat u bij het schrijven van uw prachtige en o zo herkenbare verhalen over de Lochtenbergschool een keuze hebt moeten maken. Jammer, dat daardoor ons toch zo belangrijke bezoek aan uw school niet vermeld is. Misschien dat mijn bijdrage aan een behoefte voorziet. Ik herinner mij nog twee bezoeken aan uw school in het bijzonder.

Het eerste was in 1977 aan de Lochtenbergschool. Sinterklaas arriveerde toen te paard. Voor die gelegenheid had hij dus zijn paardrijtabberd aan. De schimmel was die dag wat aan de wilde kant en de Goedheiligman daarom een beetje bang. Mijn mede-Piet moest het wilde dier leiden en maakte –zo te zien- leuke danspasjes, meer echter vanwege zenuwen uit angst voor het beest dan voor vermaak van de kinderen. Zelf moest ik, om de kinderen af te leiden terwijl de Sint moeizaam van het paard geholpen werd, allerlei capriolen aan de rand van het –niet al te stevige- plat dak van de school uithalen, zoals de radslag, de flik-flak en de handstand-overslag. Dat ging mij wel goed af en de aandacht van de kindertjes was verzekerd. De aanwezige ouders hielden echter hun hart vast en Commandant NAK vreesde voor het dak van de school. Ik ben ook nog heelhuids van het dak gekomen en de Sint veilig van zijn paard.

Het tweede bezoek dat in mijn geheugen gegrift staat, was in 1983. Inmiddels was de school verhuisd naar Rickelrath. Wéér moest ik het dak op. Deze keer geen plat dak, maar een stijl dak met broze rode pannen. Op weg naar de schoorsteen om de pakjes erin te gooien, trapte ik dwars door een pan. Het dak had geen dakbeschot en mijn been verdween tot aan mijn lies richting zolder. Gelukkig bleef ik zo hangen en viel niet voor de ogen van de enthousiast toekijkende kindertjes te pletter. De jeugd vond het natuurlijk erg spannend, maar de ouderen waren maar wat opgelucht toen ik veilig en wel in de klaslokalen verscheen. Ik heb nog wekenlang last gehad van een flink geschaafd rechterbeen.

Dat, Meester Pennings, zijn zo maar een paar van de vele goede herinneringen aan uw scholen in het Rheindahlense.

Wat fijn dat u een reünie wilt organiseren voor al die lieve kindertjes, eventueel met aanhang. Ik wens u veel succes met de voorbereidingen en heel veel plezier bij de uitvoering zelf. Of ik aanwezig kan zijn, kan ik nog niet zeggen. Samen met mijn mede-Piet overwinter ik, al lang niet meer in Spanje maar in Portugal.

Edoch, wie weet, tot ziens.

Hartelijke groeten, ook aan uw gade Gisela,
van PieterChris en mijn mede-Piet, PieterWinny

NSU - Netherlands Support Unit

Werken aan een Nederlandse school in Duitsland, dat was voor mij 36 jaar samenwerken met de NSU, de Netherlands Support Unit. Al in de eerste week van mijn benoeming in Rheindahlen wist ik waar en bij wie ik moest zijn om voor de school ondersteuning ( dus support ) te zoeken en te krijgen voor talrijke zaken die het bestaan van ons schooltje tot een succes konden maken.

Om te beginnen het busvervoer van de kinderen vanuit de diverse woongebieden naar school en terug. De wekelijkse ritten naar het zwembad en de sportzaal. De drietonner, de combi en de bus die we ter beschikking hadden wanneer we in de zomer een week op schoolkamp gingen. En wanneer er dan niet genoeg barbecuetoestellen waren om ouders en kinderen tijdens het ouderbezoek op een echt BBQ-feest te tracteren, dan was er een chauffeur met combi om de spullen in Apeldoorn op te halen en ze op tijd in Haelen op de “Spar” af te leveren.
Maar support, dat betekende vooral hulp van mensen: sportleraren voor de zwemlessen, koks tijdens het schoolkamp, onderwijzers die in Rheindahlen hun dienstplicht vervulden en bij ziekte van een leerkracht binnen een half uur hun stoel op het Big House verruilden voor een plaats aan het bord op de Lochtenbergschool. En niet te vergeten alle steun, personeel en materieel, die de school kreeg bij de organisatie van de schoolfeesten als Sinterklaas, Kerst en Koninginnedag. Ik zou hier nog heel wat voorbeelden aan kunnen toevoegen.
Dat alles zo soepel kon verlopen en dat het vooral ook zonder kosten voor de school kon worden georganiseerd was alleen te danken aan de grote belangstelling die elke commandant NSU en zijn staf voor het reilen en zeilen van onze school had.

Toen ik een jaar of tien geleden met pensioen ging kon ik dan ook terugkijken op een lange periode van samenwerking met zo’n tien NSU commandanten en een veelvoud aan medewerkers.

Het lijkt lang geleden en voorgoed verleden tijd. Tot dit jaar, toen de vragen van de oud-leerlingen van de Lochtenberg om nog eens een reünie in Rheindahlen te organiseren steeds vaker via e-mails en ‘Schoolbank’ op mijn laptop verschenen. Het werden enkele slapeloze nachten en het rijtje van actiepunten werd langer en langer.

Tot – weer midden in de nacht – de grote verlichting kwam.

Rheindahlen, dat is nog steeds NSU en dat is de oplossing – misschien !

De volgende dag ging ik achter het telefoonnummer aan, met succes. Aan de andere kant van de lijn een majoor Bleijenberg, die van Jo Pennings nog nooit gehoord had, maar die bereid was om hem een week later voor een gesprek te ontvangen. Dat was al winst, vond ik en begon wat notities te maken. Een week later was ik terug op de plek waar ik vele jaren de belangen van de school met succes geregeld en geritseld had. De tijden leken teruggekeerd.


In het gesprek dat bijzonder aangenaam verliep groeide met de minuut het gevoel dat mijn missie naar Rheindahlen om de NSU bij de organisatie van de reünies te betrekken zou slagen. Een gevoel dat me weer bekend voorkwam: samenwerking van Lochtenberg en NSU. Met dit verschil dat de school sinds deze zomer niet meer bestaat en dat Pennings voor de Netherland Support Unit nu een totaal onbekende persoon is, die zo maar de medewerking komt vragen bij de organisatie van twee reünies in april volgend jaar.

Enkele weken na de eerste kennismaking is het team van voorbereiders voltallig bijeen geweest en is het definitieve besluit genomen om samen aan de slag te gaan en de reünies tot een succes te maken. Intussen zijn we halverwege de periode van voorbereiding en is de medewerking van de NSU uitgebreid tot 4 personen. Vooral dank zij hun liggen wij op schema en kunnen we tegen alle Lochtenbergers zeggen:

“Kom maar op, we zijn er klaar voor !

Met dank aan majoor Bleijerveld en zijn mensen van de NSU.

De Spar

Uit de verhalen op ‘Schoolbank’ en uit e-mails die ik in de loop van de jaren van oud-leerlingen kreeg, blijken de schoolkampen op de ‘Spar’ het meest in de herinnering te leven.
Ruim twintig keer hebben we in dit bos bij Haelen in Midden-Limburg ons zomerkamp gehouden, meestal in de laatste week voor de zomervakantie als afsluiting van het schooljaar. Voor wie het niet weet: De ‘Spar’ is deel van een groot bos en sinds meer dan een halve eeuw eigendom van Jong- Nederland. In de zomermaanden wordt dit terrein als vakantieverblijf verhuurd aan scholen en verenigingen

Vanaf de grote weg leidde een bospad naar de plek waar in een ellips de gebouwen lagen die ons onderkomen vormden. Aan de ene kant een langwerpig gebouw dat vooral bestond uit een grote ruimte die als eetzaal diende en voor recreatieve activiteiten.
Rechts van de zaal lag de keuken en het slaapvertrek van de koks. Links van de eetzaal was een zgn. staflokaal en twee slaapvertrekken.
De andere kant van de ellips werd gevormd door zes hutten, kleine huisjes die op een twintigtal meters van elkaar lagen. Daartussen nog een was- en douchegelegenheid en enkele toiletten. Door bouw en ligging van de huisjes aan de bosrand zag het er sprookjesachtig uit, vooral ‘s avonds en ‘s nachts in het licht van de schijnwerpers.

De hutten die van steen gebouwd waren, hadden schuine daken van pannen. Aan de voorkant was een robuuste houten deur en aan alle vier zijden van het gebouwtje waren ramen met houten luiken die bijna tot de grond reikten. Elke hut had een naam (oude spelling!): vossehol, duivetil, uilennest, hazeleger, berenkuil en bijenkorf. Dat waren ook de namen van de groepen die overdag sportief met elkaar streden.

In de eenvoudig ingerichte huisjes stonden stapelbedden voor 14 leerlingen en een leerkracht. Vooral de avonden waren spannend wanneer de ‘dapperen’ op sluiptocht naar andere hutten gingen waarbij ze altijd de kans liepen een patrouillerende leerkracht tegen te komen, wat soms weer gevolgen had voor de volgende dag.

Overigens was het terrein tussen hoofdgebouw en huisjes de hele nacht verlicht zodat de kinderen die ’s nachts naar het toilet moesten de weg konden vinden. Zeer tegen de zin van de beheerder die dat maar geldverkwisting vond. Uiteindelijk werd het stil in de kabouterhuisjes en kon men buiten nog slechts het geluid van een enkel nachtdier horen.

De laatste dag brak aan, hoogtepunt en slot van een vermoeiende week. ’s Morgens moesten de finales van alle wedstrijden worden gespeeld. De middag begon met een uurtje zwemmen en dan terug naar het kamp waar onze koks Appi en Jacob een grote barbecue hadden voorbereid. Daarna vertrok iedereen naar de hut om zich op te tutten voor het afscheidsfeest met een grote quiz, het songfestival, behendigheidsspelen, uitreiking van de diploma’s en eindigend met een disco waarbij eerste liefdes werden ontdekt, op afstand begeleid door de leerkrachten.

De grote finale was een lange polonaise door het bos waarbij elke groep bij de eigen hut werd afgeleverd. Meestal duurde het dan nog een hele tijd voor de vermoeidheid echt toesloeg en leerlingen en leerkrachten in een diepe slaap vielen, misschien al dromend van een volgend kamp.

Eigen herinneringen aan Rheindahlen

De herinneringen begonnen de dag na mijn afscheid.
Na twee dagen van feestvieren met kinderen, ouders en iedereen die er zeker van wilde zijn dat Jo Pennings ook echt vertrok, kwam na 36 jaren het definitieve afscheid van de school en een gemeenschap die door omstandigheden en populatie anders waren dan alle andere.

Een clubje mensen in het buitenland dat met en voor elkaar zorgde met als middelpunt de school, de kerk, het Big House en de Naafi. Ook een wereldje dat bij mijn vertrek in de zomer van 1999 lange tijd gespaard leek te zijn van ongelukken en verdriet, althans naar buiten.

In werkelijkheid was dat niet zo en vormde de Rheindahlense gemeenschap geen uitzondering, ook al is dat veel mensen ontgaan vanwege de betrekkelijk korte tijd van hun plaatsing in Duitsland. Droevige gebeurtenissen, die in de loop der jaren in de gemeenschap Rheindahlen hadden plaatsgevonden en ook de school hevig beroerden.

Zoals de fatale ongelukken van twee middelbare scholieren die op weg waren naar de school in Roermond, met dodelijke afloop van de jongen en blijvende handicap van een meisje. Beiden hadden een broer op onze school.

Ik denk aan de kleine Marlene uit groep 5 die na school vlak bij haar flat in Wegberg door een auto werd aangereden en wekenlang in coma lag. Bij een bezoek aan haar in het revalidatiecentrum leek ze redelijk te herstellen. Terugkeer naar onze, haar school, was echter niet mogelijk en haar verdere leven zou niet zonder problemen blijven.

Bijzonder tragisch was het overlijden van een jonge moeder van twee kleuters van onze school.

En steeds treurden school en gemeenschap.

De tijd heeft veel geheeld, al blijft er een gebeurtenis in de vele jaren van mijn directeurschap van de Lochtenbergschool waarvan de herinnering mij niet loslaat en waarover ik in mijn laatste verhaal op deze website zal berichten.

Twee professionals en een held

De Spar was weer een week in handen geweest van de Lochtenbergers. Een geweldig kamp dat een paar uur eerder was afgesloten met een groot feest. En zoals elk jaar was het op die laatste avond weer laat geworden. Maar nu lag iedereen onder de dekens en was het in het grote bos heel stil, nachtelijk stil.
Tot plotseling de deur van mijn hut met een ruk openging en ik wakker schrok. Een leerling stond naast mijn bed en hoewel het licht uit bleef, zag ik dat het een jongen was uit een van de andere hutten. Fluisterend om de anderen niet wakker te maken, maar hevig opgewonden vroeg hij mij om gauw te komen “want meneer Laven bloedt heel erg”.
In seconden vloog ik in mijn kleren en samen renden wij naar buiten. Hij voorop, terwijl hij mij de weg wees richting de appelplaats. Daar, precies op de grens van licht en donker, die door de lichtkegels van de schijnwerpers werd gevormd stond Ron, toen jongste collega in het team van de Lochtenberg. Terwijl ik naar hem toe rende had ik nog gelegenheid om de jongen naast me te vragen om naar zijn hut te gaan.

Even later stond ik bij mijn collega die in zijn ondergoed op de open plek in het bos stond, overdekt met bloed vanaf de schouders tot aan z’n voeten. Een verschrikkelijke aanblik. Ik riep om hulp, steeds harder. Geen licht ging aan, geen deur van de zes hutten en het hoofdgebouw ging open. Mijn hulpgeroep bleef door het bos galmen. Zestig kinderen en tien begeleiders hoorden het niet!
Ik rende naar het hoofdgebouw en beukte aan de buitenkant op het raam van het slaapvertrek van een van de ouders die als begeleider was meegegaan. Riep weer om hulp en wachtte een paar tellen.
Geen licht, geen reactie.
Ik rende om het gebouw en toen naar binnen. Daar wist ik het slaapvertrek van de twee sportleraren. Veel tijd had ik niet. Weer schreeuwde ik om hulp en zonder een reactie af te wachten liep ik naar buiten. Terug naar het slachtoffer zag ik dat hij door zijn knieen was gezakt en hoorde ik slechts kreunen ( geen details ). Zonder verder nadenken nam ik hem om zijn middel en sleepte hem in de richting van het hoofdgebouw. In het portiekje tussen de buitendeur en de deur naar het staflokaal ging het niet meer verder Wij konden allebei niet meer, om verschillende redenen. Half in het portiek en half in de kamer bleef Ron liggen. Vijf meter verder was het slaapvertrek van Wil Philippen en zijn collega Math Jeurissen. Ik gooide de deur open en weer om hulp roepend rukte ik ze uit het stapelbed.

Geen drie tellen later zagen zij het drama en vanaf dat moment was ik getuige van twee professionals die precies wisten hoe ze de slagaderlijke bloedingen in de rechterbovenarm van mijn collega moesten stoppen en met handdoeken afbinden. Tegelijkertijd verdween bij mij de paniek die ik had gevoeld en belde ik 112. Daar begreep men de ernst onmiddellijk.
Terwijl Wil en Math hun werk deden, spurtte ik over het bospad richting de grote weg, bezorgd dat de redders uit Roermond ons kamp niet zouden vinden.

Aan het eind van het pad woonde de beheerder van de Spar, het enige huis in de verre omgeving. Toen ik daar aankwam sloegen drie grote waakhonden aan. Hun geblaf moet honderden meters ver te horen zijn geweest maar bij het huis ging geen licht aan, geen deur open. Minuten lang stond ik midden op de weg te wachten op de ambulance, maar er kwam geen auto. Bang dat er nog iets mis zou kunnen gaan, rende ik terug naar het kamp. Daar zag ik de sportleraren nog steeds bezig met de ongelukkige collega.
Buiten adem stond ik even later weer op de weg. Seconden later verscheen in de verte een auto met blauwlicht, die op de melding was afgekomen Met enkele woorden begrepen de twee inzittende agenten waar ze moesten zijn. Hulp voor Wil en Math en een enorme geruststelling voor mij. Vooral toen ook nog enkele minuten later de ambulance verscheen. Even diep ademhalen, in de handen knijpen en terug naar het kamp. Dat daar nu zes deskundige mensen met Ron bezig waren, stelde mij met elke stap nog meer gerust. In het kamp zag ik politie en ambulance net wegrijden richting het ziekenhuis in Roermond.

De Spar sliep verder en in een kort overleg besloten we dat Math en ik de ambulance zouden volgen, terwijl Wil in de hut bij de kinderen zou blijven. Het was nog pikdonker toen we bij het ziekenhuis aankwamen, waar we door een verpleger werden opgewacht die ons koffie aanbood. Zijn woorden waren onverstaanbaar door kreten van pijn die door de gangen galmden.
Intussen stroomden doktoren en verplegend personeel met grote haast naar binnen en verstomden langzaam de kreten.

Het begon licht te worden toen een van de doktoren ons kwam vertellen dat de operatie goed was verlopen en dat we niet langer hoefden te wachten. De terugweg ging veel langzamer en in de auto werd nauwelijks gesproken

Tegen half zeven waren we terug op de Spar.
Haast onwerkelijk, buiten voor het hoofdgebouw, enkele meters van de plek waar het drama zich het afgespeeld, zaten Wil Philippen en de kinderen uit de hut van Ron aan twee tafels in het zonnetje waar ze door de koks Appi en Jacob op cake en chocomel getracteerd werden.
Men had hun net verteld dat meester Ron een ‘ongelukje’ had gehad.
Tussen de jongens ontdekte ik onze vriend die mij die nacht had gewaarschuwd en ging naar hem toe om hem met een flinke knuffel te bedanken. Hij nam er nauwelijks notitie van, maar voor mij was en is hij de grootste held geweest, ook al besefte hij dit zelf niet. Zonder hem had die nacht niemand van het drama geweten en was er voor zijn meester geen hulp geweest.

Het bleef nog een tijdje stil op de Spar tot om 7 uur de zoemer ging.
Kinderen en leerkrachten stroomden uit de hutten naar de toiletten en de wasbakken. Ook de vader die in de nacht slechts enkele meters van de plaats sliep waar de sportleraren met Ron Laven zwoegden. Hij hoorde ook nu pas wat er zich zo dicht bij zijn kamer had afgespeeld.
De volgende uren verliepen als altijd op de laatste morgen met ontbijt en koffers pakken. Om 11 uur stond de bus klaar die ons naar huis zou brengen. Voor het zover was, had ik nog geluisterd naar het verhaal van Wil Philippen.

“In die nacht is Ron in eerste slaap uit zijn bed gestapt om naar het toilet te gaan. Slaapdronken heeft hij toen de deur met een raam, allebei op de zelfde hoogte, verwisseld en is hij met z’n rechterarm door de ruit gevallen. Met fatale gevolgen. Hij is toen weer naar bed teruggegaan, wat o.a. bleek uit een door bloed doordrenkte matras. In dezelfde tijd is een jongen uit groep 7 opgestaan om naar het toilet te gaan. Laven is toen, zeker al met grote pijnen, met hem naar buiten gegaan en heeft aan de jongen gevraagd om Pennings te waarschuwen. Dit heeft de leerling direct opgevolgd. Laven is toen nog een eind over het terrein gestrompeld, tot het licht van de schijnwerpers. Verder kon hij niet meer.”

Terwijl Math en ik naar het ziekenhuis waren bleef Wil in de hut van de kinderen die allemaal sliepen. Voor ze wakker werden heeft hij de bloederige ravage opgeruimd en in containers laten verdwijnen, zodat de kinderen daar niets van gemerkt hebben. Toen de kinderen op een gegeven moment wakker werden heeft Wil ze meegenomen naar het hoofdgebouw waar ze bij mijn terugkeer uit het ziekenhuis zaten. Mijn laatste plicht op die ochtend op de Spar was om mevrouw Laven te bellen en haar kort te informeren over wat er gebeurd was en haar vooral gerust te stellen. Toen was alles gereed voor de thuisreis waar de ouders wachtten en, na een onfortuinlijk einde van een schoolkamp, de vakantie begon.

Wat ik hier nog aan heb toe te voegen:

Bij mijn weten is dit verhaal nooit eerder verteld. Daar waren meerdere redenen voor, zoals het feit dat aansluitend aan het kamp zes weken zomervakantie begonnen en Rheindahlen dan grotendeels verlaten was. Een ander deel keerde in die zomermaand terug naar Nederland en de nieuwe gezinnen waren onwetend van wat er een maand eerder was gebeurd.

Wat mijzelf betreft was ik heel lang niet in staat details van dit verhaal te vertellen. Datzelfde zal zeker gegolden hebben voor de ongelukkige collega die de lichamelijke en geestelijke pijnen heeft moeten verdragen en geprobeerd heeft deze te verdringen. Dat ik dit nu toch heb opgeschreven is dat omdat ik als actieve toeschouwer van dit bijna drama een keer de gelegenheid heb om de drie mannen te bedanken die er voor gezorgd hebben dat het bij een bijna drama is gebleven.

Wil Philippen en Math Jeurissen, die als echte professionals hun werk deden. En die jonge held uit groep 7, die in de zelfde zomer met zijn ouders naar Nederland is verhuisd en van wie ik niet eens meer de naam weet. Aan hen dank ik het feit dat mijn 36 jaar directeurschap van de Nederlandse school in Rheindahlen niet met een drama werd afgesloten.